Ernst van Zuijlen (TKI Wind op Zee): “In Europa wordt met bewondering gekeken naar het Nederlandse systeem”

Interview met Ernst van Zuijlen (directeur TKI Wind op Zee) door David van Baarle (hoofdredacteur Utilities) over de goedkeuring van de aanleg van drie grote offshore windparken in Nederland, hoe Europa aankijkt tegen Nederland en over de wet STROOM, een belangrijke wet volgens Ernst.


Niets lijkt offshore wind nog in de weg te staan

Ernst van ZuijlenMisschien zijn er nog kleine hobbeltjes te nemen, maar met de goedkeuring van de Tweede Kamer voor de aanleg van drie grote offshore windparken kan de tender worden uitgeschreven. Van die tender hangt volgens Ernst van Zuijlen, voorzitter TKI Wind op Zee, dan ook veel af. ‘De randvoorwaarden zijn uitstekend. Maar het is uiteindelijk aan de projectontwikkelaars of zij het risico aandurven.’

De kogel is door de kerk: de Tweede Kamer steunde het voorstel van minister Kamp voor de aanleg van drie grote windparken in de Noordzee. Het is het sluitstuk van een langlopend proces om offshore wind in Nederland aan te laten sluiten op de transitie naar een duurzame energievoorziening. Oorspronkelijk waren er al vergunningen in andere gebieden uitgegeven, maar Kamp besloot dat het efficiënter was om het aantal parken te beperken tot vijf stuks in drie clusters. Ernst van Zuijlen volgt als directeur van het Topconsortium Kennis en Innovatie Wind op zee de ontwikkelingen uiteraard met bovenmatige belangstelling. ‘Het voorstel dat nu door de Tweede Kamer wordt gesteund, is goed nieuws voor de Nederlandse offshore windindustrie’, zegt hij. ‘Je kunt hoogstens stellen dat de koerswijzigingen wat ongelukkig zijn geïntroduceerd, wat in de markt her en der tot frustraties heeft geleid. In ieder geval is er nu een helder beleid waar we verder op kunnen bouwen. Ik was een paar weken geleden in Kopenhagen en Hamburg en in Europa wordt met bewondering gekeken naar het Nederlandse systeem.’

Koerswijziging

Even voor diegenen die de perikelen rondom de windparken op zee niet hebben gevolgd: september vorig jaar besloot minister Kamp de bestaande negen vergunningen voor windparken op zee in te trekken en terug te gaan naar een vijftal parken in drie clusters. Tegelijkertijd nam hij het besluit de aanlanding van windstroom te socialiseren. TenneT kreeg de opdracht om zogenaamde stopcontacten op zee te bouwen waar de windparken op kunnen aansluiten. Niet geheel verbazingwekkend waren de licentiehouders niet blij met de aankondiging van minister Kamp en met name Eneco had al behoorlijke investeringen gedaan in de voorbereidingen voor een windpark aan de kust bij Bergen aan Zee. Volgens Kamp leverde de beslissing een besparing van drie miljard euro op en dus zette hij zijn plannen door. Met steun van de Tweede Kamer, zoals we recent weten. De kosten die de licentiehouders hebben gemaakt, zullen deels worden vergoed en het lijkt erop dat niets de grootschalige aanleg van wind op zee in de weg kan staan.

De wet STROOM

TKI Wind op ZeeVan Zuijlen is nog wel enigszins gereserveerd over de vraag of ook de verder benodigde beleidsveranderingen op tijd de steun van de Tweede Kamer krijgen. ‘De wet STROOM is nog niet aangenomen, wat wel een belangrijke wet is om de business case voor wind op zee vlot te trekken.’ STROOM staat voor stroomlijnen, optimaliseren en moderniseren. Hiermee wordt beoogd een duidelijker en eenduidiger kader te bieden en mede daardoor de energietransitie en marktontwikkelingen beter te faciliteren. Onderdeel van de nieuwe wet is onder andere een algehele herziening van de bestaande wetgeving die moet leiden tot één integrale Elektriciteits- en Gaswet. ‘Er moeten nu nog belangrijke beslissingen worden genomen over de taken en verantwoordelijkheden van met name TenneT. Want wie is er straks aansprakelijk voor eventuele schade als er een onderstation uitligt en wat zijn de consequenties als TenneT te laat is met de aanleg van een station terwijl een windpark al productieklaar is? Allemaal politieke en juridische vragen die investeerders graag van tevoren beantwoord zien.’

Doorbraken

Van Zuijlen loopt al enige tijd mee in de wereld van offshore windenergie en kan gerust een pionier worden genoemd. Zijn carrière in de windindustrie begon bij Econcern, wat hij nog even voortzette bij Eneco. Inmiddels is hij directeur van het TKI Wind op Zee en van het Far and Large Offshore Windonderzoeksprogramma dat beter bekend staat als FLOW. De projecten van FLOW komen in 2016 tot een eind. Nieuwe innovatieve projecten worden opgestart onder de vlag van het TKI Wind op zee.

‘De windindustrie is in die jaren behoorlijk veranderd’, zegt Van Zuijlen. ‘Vergelijk het met vliegtuigen die net na de oorlog werden ontwikkeld. De huidige toestellen zien er van buiten nog zo’n beetje hetzelfde uit, maar hebben wel een behoorlijke evolutie doorgemaakt. Hetzelfde geldt voor de huidige windturbines. In uiterlijk verschillen ze niet eens zo heel veel van de modellen uit de jaren tachtig, maar ze zijn echt totaal anders. Met name op het gebied van materialen is al veel geïnnoveerd en nog steeds wordt er gewerkt aan grote doorbraken. Hetzelfde geldt voor de regelingen in de turbines zelf, maar ook van de turbinebladen. Het is tegenwoordig bijna standaard dat de rotorbladen individueel kunnen worden geregeld. Dit heeft echt voor een drastische verandering gezorgd omdat daarmee verdere opschaling van de bladen mogelijk werd, wat het rendement verhoogde. Bij weinig wind produceren de turbines meer energie terwijl ze dankzij de regelbare rotorbladen ook bij hogere windsnelheden nog steeds kunnen produceren. Het gevolg is dat, zeker op zee, de windparken gaan bijdragen aan de basislast.’

Inmiddels zijn er op land ook al windturbines te vinden met vermogens van meer dan drie megawatt. Maar daarmee zijn volgens Van Zuijlen de grenzen op land wel in zicht gekomen. ‘Alleen al het transporteren en installeren van turbines groter dan vier megawatt wordt vrij lastig en het is de vraag of je met steeds grotere turbines de beschikbare ruimte echt effectiever benut, terwijl ze wel op steeds grotere afstand zichtbaar worden. Op zee gelden heel andere regels. Daar geldt nog steeds hoe groter hoe beter. Het is nu eenmaal duur om een windturbine op zee te bouwen en te onderhouden dus hoe meer rendement je uit zo’n turbine kunt halen en hoe meer je het aantal handelingen kunt beperken, hoe beter de business case wordt. Op zee is de sky dan ook bijna letterlijk de limit en worden inmiddels turbines met een vermogen van acht megawatt geïnstalleerd. Met die vermogens neemt ook de hoogte van de mast behoorlijk toe, wat weer gunstig is omdat het in de hogere luchtlagen veel constanter waait. Dat betekent wel dat er nieuwe uitdagingen komen op het gebied van nog verdere verbeterde regeltechniek, materiaalkennis en, ook niet onbelangrijk, een beter inzicht in meteorologische modellen. Die laatste ontwikkelingen zorgen er ook voor dat we de productie beter kunnen voorspellen en inpassen in het energiesysteem. Het productievermogen van een windturbine op zee wordt dankzij deze ontwikkelingen gemiddeld soms al boven de vijftig procent benut, waarmee je die stroom dus meer als basislast kunt gaan meenemen in de profielen op de energiemarkt.’

Opschalen

Toch is in het energieakkoord een duidelijke doelstelling geformuleerd voor een kostenreductie van veertig procent voor wind op zee. ‘Dat is ook mogelijk’, zegt Van Zuijlen, ‘maar er is geen “silver bullet” aan te wijzen die zo’n kostenbesparing mogelijk zal maken. In sommige gevallen staan we voor fundamentele uitdagingen. Bijvoorbeeld als je turbines en bladen nog groter wilt maken. Met name ook de transmissie met tandwielkasten is een bottleneck die opschaling in de weg staat. Er lopen nu ontwikkelingen richting hydraulische transmissie die de krachten op zo’n turbine beter kan opvangen en geleidelijk verdelen. Of wat te denken van het onderzoek van rotorbladenproducent LM Windpower. Het bedrijf meet de wind rond de bladen en optimaliseert de bladvorm en de bladtip. Meetsystemen meten de wind voor de rotor en koppelen die informatie terug naar de regelcomputer die vervolgens de turbine voorbereid op veranderingen. Zo ligt een groot deel van de efficiency in het verlengde van wat nu al bereikt is: een nog betere regeltechniek, sterkere of goedkopere materialen en een betere voorspelbaarheid van de weersomstandigheden. Vergeet ook niet dat de markt voor offshore wind relatief jong is. We zijn nu pas aan het opschalen en daar moet je als markt van leren. Van Oord heeft speciale schepen ontwikkeld om fundaties sneller te kunnen installeren en ook op het gebied van onderhoud worden nog steeds stappen gezet. Voor een deel is het dan ook vooral leren door het te doen. Je ziet al dat funderingen factoren sneller kunnen worden aangelegd dan negen jaar geleden. Waar men bij de aanleg van het windpark bij Egmond aan Zee nog gemiddeld 3,3 dagen deed over het installeren van een fundering, gaat het straks in Borssele in minder dan de helft daarvan. Als je dan ook nog meeneemt dat het geïnstalleerd vermogen per fundatie toeneemt met een factor 2,5, dan zijn op dat vlak grote stappen gezet om de kostprijs te drukken.

Volwassen markt

Met dat tot wasdom komen van de markt van windturbines zie je ook dat het aanbod toeneemt. Waar de markt tot nog toe werd gedomineerd door de Denen en de Duitsers, zie je nu steeds meer marktpartijen toetreden zoals Gamesa / Areva, Senvion of de combinatie GE en Alstom. En ook aan de operationskant staan partijen op die zich als offshore windpartij willen profileren. Dong heeft een duidelijke strategie gekozen voor wind op zee en profileert zich nu als marktleider in dit segment. Meer concurrentie zal uiteindelijk ook tot lagere prijzen leiden. Met heel veel van deze stappen, is het doel van veertig procent kostenbesparing zeker te halen.’

Opvallend is dat er geen Nederlandse bedrijven in het rijtje worden genoemd van de offshore windturbinemarkt. ‘Toch spelen we op deelgebieden zeker een rol’, verzekert Van Zuijlen. ‘Zo is Van Oord een dominante partij bij de installatie van de windturbines, maar we hebben ook nog steeds windturbinefabrikanten zoals Lagerweij en 2-B Energy. Ook op het gebied van kennis leveren kennisinstellingen zoals ECN en de TU Delft belangrijke bijdragen aan de markt. We spelen zeker een rol in de toeleverketen of zijn soms zelfs leidend in heel specifieke onderdelen zoals klimaatbeheersing in de turbines en het onderzoek naar bladen, lageringen en regelingen. Een volwassen offshore wind-industriemarkt is dus ook goed voor de Nederlandse economie.’

Speeltuin

Zoals gezegd liggen de kaarten voor de Nederlandse offshore windsector er goed voor, maar het succes staat of valt toch met de tender voor Borssele. ‘De randvoorwaarden zijn uitstekend’, zegt Van Zuijlen. ‘Maar het is uiteindelijk aan de projectontwikkelaars en financiers of zij het risico aandurven. Het vertrouwen tussen het ministerie en de sector is inmiddels aan het herstellen en er is nu structureel overleg, maar we kunnen het er wel over eens zijn dat de lancering beter had gekund. De partijen die benadeeld zijn door de koerswijziging naar een drietal grote parken, zullen dan ook terecht moeten worden gecompenseerd. Wat dat aangaat kunnen we nog veel leren van de Engelsen waar regelmatig overlegd wordt tussen overheid, ontwikkelaars en bouwers van windparken. Dat geeft investeerders vertrouwen in de continuïteit van hun activiteiten in de Noordzee.’

Als laatste wil Van Zuijlen nog wel benadrukken dat er ruimte moet overblijven voor onderzoek en ontwikkeling. ‘De kostenreductie leunt naar mijn idee op vier zuilen, die in het voorgaande allemaal al aan de orde zijn geweest: onderzoek en ontwikkeling, leren van de activiteiten uit het verleden, een meer volwassen markt in de vorm van toenemende concurrentie tussen leveranciers en anderzijds ook samenwerking tussen marktpartijen en tenslotte moet het systeem dan goed zijn ingericht zodat risico’s beperkt worden en partijen niet struikelen over vergunningen of de aansluiting op het netwerk. Als vijfde randvoorwaarde voor snel succes wil ik daar nog wel aan toevoegen: de ruimte om innovaties in de praktijk toe te passen. Als je nieuwe spelers op de markt wilt helpen, zul je ze ruimte moeten bieden om zich te bewijzen. Met FLOW en het TKI Wind op Zee bieden we een volwassen infrastructuur waar innovatieve partijen de gelegenheid krijgen om investeerders er van te overtuigen dat hun producten of diensten renderen. Ik vind het een verantwoordelijkheid van de overheid om die ruimte te blijven bieden en van de markt om die te benutten.’


Nationaal Windenergie Congres

Wat zijn de uitdagingen en, wat zijn de kansen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de weerstand die aanwezig is omgezet wordt naarparticipatie? Inmiddels zijn er voor Wind op Land mooie lokale initiatieven waarbij burgers gezamenlijk met de stakeholders oplossingen creëren die voor iedereen waardevol zijn. Maar ook bij Wind op Zee zoeken partners elkaar op omsamen unieke projecten te creëren.

In twee dagen bent u volledig op de hoogte van de ontwikkeling.

Bekijk het programma

Over hoevenaarsr

Bekijk ook

Benodigde ruimte voor het eerst in kaart gebracht voor toekomstig energiesysteem

In 2050 heeft Nederland een klimaatneutrale energievoorziening. Dit vraagt om zorgvuldige planning, temeer omdat een …

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *