Zeg waterschap en je denkt aan de grondwaterstand, de dijken en de waterzuivering. Maar binnenkort mag u waterschappen ook associëren met de levering van energie. Albert Vermuë, algemeen directeur van de Unie van Waterschappen: “Wij produceren steeds meer energie – en op termijn wellicht niet meer alleen voor eigen gebruik.”
De zomer van 2018 was bloedheet en extreem droog. Logisch dat de waterschappen veelvuldig in het nieuws waren. Ze riepen ons op zuinig te zijn met water en besproeiden regelmatig – zo toonden de journaals en de media – dijken en kades om ze op sterkte te houden. Water en waterschappen horen bij elkaar. Open deur. Dat waterschappen ook een rol kunnen spelen in de warmtetransitie is minder bekend.
Welke rol ziet u bij de warmtetransitie weggelegd voor waterschappen?
“Waterschappen zijn grootverbruikers van energie. Met name de zuivering van afvalwater vergt veel energie. We proberen steeds meer in onze eigen energiebehoefte te voorzien. Dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het afvalwater te vergisten. Dat levert groen gas op. De waterschappen zijn reeds de op een na grootste producent van biogas in Nederland. Daarnaast beschikken de waterschappen over veel terreinen. Dankzij nieuwe technologieën hebben we minder ruimte nodig voor bijvoorbeeld de zuivering, waardoor er plek is om zonnepanelen te plaatsen. Verder hebben we dijken en andere terreinen die geschikt zijn voor windmolens. Zo staat bij de Van Brienenoordbrug een windmolen van één van onze leden, de grootste windmolen van Rotterdam. Ons doel als gezamenlijke waterschappen is om in 2025 net zoveel energie op te wekken als we zelf verbruiken. Daarna kunnen we wellicht energie gaan leveren aan burgers en bedrijven.”
Steeds vaker hoor je dat warmte uit oppervlakte- en afvalwater een veelbelovende energiebron zou zijn. Klopt dat?
“Ja, in theorie is dat juist. In oppervlaktewater zit veel warmte. Met warmtewisselaars zou je die daaraan kunnen onttrekken. Je zou die warmte kunnen gebruiken om gebouwen mee te verwarmen of je zou die warmte op een warmtenet kunnen zetten. Uit een analyse die we recent hebben laten uitvoeren komt naar voren dat de waterschappen met de warmte uit afval- en oppervlaktewater zouden kunnen voorzien in ruim tien procent van de totale Nederlandse warmtevraag. Daar komt nog iets bij. Nu de temperaturen steeds verder stijgen, neemt de vraag naar koude toe en als waterschappen zouden we zelfs veertig procent van de koudevraag kunnen leveren.”
Tegen welke uitdagingen lopen waterschappen aan in de energietransitie?
“Als we in Nederland de potentie van waterschappen op het gebied van elektriciteit en op het gebied van koude en warmte willen benutten, is infrastructuur nodig. Warmte of koude moeten we op een net kunnen zetten; dat net moet in veel gevallen worden aangelegd. Dat leggen we niet zelf aan. We hebben hiervoor de medewerking van een groot aantal partijen nodig en er zal flink in moeten worden geïnvesteerd. Daarnaast is het speelveld nogal versnipperd. Toen Nederland in de jaren zestig overstapte van aardkolen op aardgas, werd die transitie geheel door het Rijk gecoördineerd. Sindsdien zijn veel taken opgesplitst. Tegenwoordig heb je met allerlei partijen en belangengroeperingen te maken waarvan gemeenten, provincie, netbeheerders, energieleveranciers en milieuorganisaties nog maar een deel zijn. Dat maakt het complex. We hopen daarom dat het Rijk duidelijk maakt wat mag en wat kan. Samen met provincies en gemeenten gaan wij dat in regionale energiestrategieën dan regionaal verder vormgeven, zodat alle betrokken partijen daarop hun beleid en hun investeringen kunnen aanpassen.”
Wanneer worden de eerste projecten met aquathermie opgeleverd?
“De techniek staat nog in de kinderschoenen. We zouden daarom graag op een aantal plaatsen in Nederland pilots houden om te zien wat de knelpunten zijn en hoe je die kunt oplossen.”
Albert Vermuë is lid van het Comité van Aanbeveling van het Nationaal Warmte Congres.