De toekomst van pensioenen: vanuit het perspectief van de klant

Speech van Richard Weurding, Directeur Verbond van Verzekeraars tijdens het congres Pensioenactualiteiten
op 19 maart 2013.

Juist vanuit onze bemoeienis en betrokkenheid willen we als Verbond van Verzekeraars, als verzekeringsindustrie, zoeken naar nieuwe openingen om wat u wil en wat wij willen de verbinding met de klant/deelnemer te verbeteren.

Dames en heren,

Mij is gevraagd om vandaag in te gaan op de rol van de klant nu en straks. Dat bevalt me wel. Het is in de eerste plaats een boeiend, uitdagend en actueel thema voor de gehele financiële sector. En zeker ook voor verzekeraars. En in de tweede plaats heeft de klant naar mijn smaak in ons pensioenstelsel op dit moment eigenlijk nauwelijks een rol – en volgens mij ten onrechte. Er zijn fondsen, er zijn verzekeraars. Er zijn werkgevers en tenslotte staat ergens achter de coulissen nog de deelnemer. Natuurlijk: alles draait uiteindelijk om hem. Maar de facto kan en mag hij weinig. Ik ben een beetje bang dat als je het de deelnemer zou vragen, dat hij of zij behoorlijk onverschillig zal reageren en zal zeggen dat hij of zij eigenlijk blij mag zijn als hij later iets van een uitkering ziet. Zoals wij hier bij elkaar zitten, als deskundigen, als uitvoerders, zijn wij vooral bezig met onze eigen professionele rol en onze verantwoordelijkheid voor die klant, voor die deelnemer, en hoe we die kunnen verbeteren. Mag ik het zo zeggen, een beetje inspelend op de actualiteit: we lijken wel een beetje katholieke geestelijken: bezig met de eigen rol in en met het gelijk van de moederkerk, terwijl steeds meer gelovigen het instituut de rug toekeren.

Laat ik meteen ook van de gelegenheid gebruik maken om dit punt duidelijk te maken. Als ik het zo meteen ga hebben over de klant, en over alle andere partijen, en over alternatieve modellen, dan lijkt het misschien alsof onze sector geen deel zou uitmaken van de pensioenwereld, en van de problemen en knelpunten in die wereld. Zo is het natuurlijk niet. We zitten er – net als u – middenin, en zo voelen we dat ook. Juist vanuit onze bemoeienis en betrokkenheid willen we als Verbond van Verzekeraars, als verzekeringsindustrie, zoeken naar nieuwe openingen om wat u wil en wat wij willen de verbinding met de klant/deelnemer te verbeteren.

Het voelt alsof we nu wel eens ‘stuck in the middle’ zitten. Aan de ene kant de drang om vanuit onze professionaliteit het stelsel door te denken en nieuwe technische oplossingen aan te dragen in combinatie met een heleboel polderdynamiek. Terwijl aan de andere kant er in de financiële sector een terechte mind shift, een attitudeverandering gaande is waarin aansluiting op de klantbehoefte de uitgestippelde marsroute is. De klant centraal.

Luister naar wat de klant vindt
Maar laten we dan ook eerst eens luisteren naar wat die klant van deze discussies, die wij vandaag voeren, eigenlijk vindt. Kan hij het een beetje plaatsen? Daarom hebben we op straat een klein onderzoek uitgevoerd, van geen enkele wetenschappelijke waarde, maar het geeft wel een beeld hopelijk van de kloof die gaapt tussen de wereld buiten en de wereld hierbinnen.

Had u anders verwacht? Het was misschien een beetje vragen naar de bekende weg. Mijn eerste stelling – en ik gooi expres een flinke steen in de vijver- is dat we – u pensioenfondsen, wij verzekeraars – de klant, en ik bedoel de pensioendeelnemer, nog onvoldoende in beeld hebben. Ten tweede dat het nieuwe pensioencontract waar we nu allemaal zo druk mee bezig zijn, grote risico’s voor het klantvertrouwen oplevert. Het nieuwe pensioencontract is weliswaar beter bestand tegen de gure economische wind, kan schokken beter absorberen, stabiliseert de premies en heeft nog meer belangrijke voordelen. Maar we zullen moeten onderkennen dat het nieuwe contract een achilleshiel van formaat heeft.

Het nieuwe pensioencontract legt de risico’s immers bij klant, de deelnemer dus, terwijl die hoegenaamd niets over de risico’s te zeggen heeft. Dat gebrek aan zeggenschap was geen echt probleem zolang de klant kon veronderstellen dat er goudgerande garanties werden geboden. Maar de schoen gaat wringen naarmate er meer risico’s worden ervaren. Op den duur, is mijn stellige overtuiging, zullen maar heel weinig mensen dat nog willen accepteren. Het is een ijzeren wet: hoe meer risico’s, hoe meer keuzemogelijkheden geboden moeten worden.

Dames en heren, het is de hoogste tijd dat we in de schoenen van de pensioendeelnemer gaan staan en ons echt verdiepen in wat hij wil. Is hij nog wel akkoord met onze aanpak, met ons ooit zo geroemde pensioenstelsel, of wil hij liever iets geheel anders?

Los daarvan is er een aantal factoren dat knaagt aan ons stelsel:

  • Een verder stijgende levensverwachting en solidariteit tussen generaties die onder druk staat.
  • De verhoging van de AOW-leeftijd.
  • Steeds meer pensioencontracten die zijn gericht op premiestabilisatie en niet op uitkeringszekerheid.
  • Een lage, lange rente en lage beleggingsrendementen. waardoor zekerheid duurder wordt.
  • De vermindering van fiscaal gefaciliteerde vermogens- of pensioenopbouw. Anders gezegd: de aanval van Rutte 2 op het Witteveenkader. Hierdoor wordt volgens mij een belangrijke hoeksteen uit ons pensioensysteem getrokken waardoor het bereiken van een goed pensioen vrijwel onmogelijk wordt.
  • Minder ontslagbescherming en meer baanwisselingen. En steeds meer werknemers worden zzp’er.
  • Meer werknemers blijken bewust onbekwaam op het gebied van pensioen.
  • (Op)komst van nieuwe pensioenvehikels zoals PPI en API.
  • De behoefte aan portabiliteit; een must in een dynamische, flexibele marktomgeving die meer op het individu is afgestemd.

De uitkomst van dit alles is dat het vertrouwen van de klant erodeert terwijl tegelijkertijd de onzekerheid alleen maar groeit.

Driepijlersysteem
Ik wil niet somberen of dramatiseren, maar dat zijn geen geruststellende signalen. Ons pensioenstelsel heeft decennia de wereldlijst aangevoerd van de beste stelsels, en nog steeds mogen we er trots op zijn. Ik heb wel eens gezegd over ons driepijlersysteem: wat op drie poten staat, staat altijd stevig. We hebben een zeer hoge participatiegraad – ook al zit daar vaak verplichte opbouw via de werkgever achter. De collectiviteit (schaalgrootte) en solidariteit (risicospreiding) werpen hun vruchten af.
De contractsvrijheid voor sociale partners is nog steeds een sterke aspect van ons stelsel. Pensioenfondsen beleggen ruim 800 miljard. Levensverzekeraars beleggen hiernaast nog eens 350 miljard, terwijl ze in totaal (leven + schade) verantwoordelijk zijn voor iets van 400 miljard belegd vermogen.

Maar toch…

Laten we eens de kwetsbaarheden en gevoeligheden nader beschouwen. Door maar te blijven roepen dat we het beste systeem ter wereld hadden is het pensioenbewustzijn in ons land, hoe zal ik het zeggen: bepaald niet optimaal. Op een enkele uitzondering na begrijpen maar heel weinig mensen iets van de materie of van de systematiek. Het filmpje dat ik zo-even liet zien is veelzeggend. Ik moet me sterk vergissen als daar niet ook het gebrek aan zeggenschap en keuzevrijheid voor de deelnemer debet aan is: zo er iets was geregeld, werd dat voor de klant geregeld.

De onduidelijkheid voor consument wordt alleen maar vergroot
Achmea onderzocht samen met regionale dagbladen recent naar wat mensen vinden over pensioen, en die uitkomsten stemmen evenmin gerust wat betreft verwachting en vertrouwen. Daar komt vandaag de dag een grote diversiteit aan complexe regelingen nog eens bij. Dat vergroot de onduidelijkheid voor consumenten nog eens extra. Voeg daar de toenemende onduidelijkheid over de mate van zekerheid door verschillende pensioenregelingen nog aan toe, en het resultaat voor de deelnemer is dat hij zich in de mist waant als het over pensioen gaat. Ondanks al onze inspanningen om helder uit te leggen. Harman Korte van de AFM had het in dit verband recent over halve waarheden. Dat komt bij ons hard aan, maar we kunnen niet uitsluiten dat het zo wordt door de deelnemer wel wordt beleefd, vrees ik.

Ook anderen wijzen erop dat de solidariteit tussen generaties onder druk staat, dat de toenemende onzekerheden gevolgen moeten hebben, dat de dynamiek van onze economie en arbeidsmarkt steeds meer op gespannen voet komt te staan met de nogal rigide inrichting van ons pensioensysteem. Ook is het de vraag of ons systeem volledig en optimaal inspeelt op de behoeften van de intussen enorme groep kleine zelfstandigen, zzp’ers, flexwerkers, mensen die vaak van baan wisselen. Ook daar zullen we goed naar moeten kijken. Zie ook wat staatssecretaris Klijnsma recent heeft gezegd.

Tenslotte nog dit, dames en heren: iedereen in pensioenland maakt overuren als het gaat om betere communicatie. We doen allemaal onze stinkende best. Het ministerie, de AFM, fondsen, verzekeraars, Mijnpensioenoverzicht, de pensioenkijker, Wijzer in geldzaken…LATEN WE HET NOG EEN KEER PROBEREN UIT TE LEGGEN!

Maar deze ijver krijgt langzamerhand iets tragisch. We hebben het met ons wereldsysteem zover laten komen dat, wat we ook doen, het niet meer valt uit te leggen. Als het systeem niet valt uit te leggen en niet te begrijpen is, is communicatie gedoemd tot mislukken en dat leidt ertoe dat de klant zegt: ik wil het niet meer. Volgens mij zijn we zo ongeveer op dat punt aangeland. Ik realiseer het me: dat is geen fijne boodschap.
Het is tijd, vinden wij, voor een fundamentele discussie over het stelsel. Want als we deze discussie niet voeren, dan voeren anderen die discussie zonder ons, vrees ik. Wij hebben bedacht dat we voor zo’n discussie ‘out of the box” eerst te rade moeten gaan bij de mensen voor wie we het tenslotte allemaal doen: de klant.

Vier mogelijke scenario’s of denkrichtingen
In onze opdracht wordt op dit moment een onderzoek uitgevoerd door TNS-Nipo naar wat de klant van een pensioenregeling verwacht, wat hij daarvoor over heeft, of hij er zelf iets over te vertellen zou willen hebben. En natuurlijk: of de regeling hem bevalt.
Dat onderzoek loopt en is nog niet klaar. Ik ga nu niet in op de reacties van de deelnemers aan het onderzoek. Daar is het nog te vroeg voor. Maar ik beloof u dat we de resultaten bekend zullen maken zodra het onderzoek is afgerond.

Voor dit kwalitatieve onderzoek zijn vier mogelijke scenario’s of denkrichtingen bedacht. Deze scenario’s willen we in onderdelen aan de deelnemers van het kwantitatieve onderzoek voorhouden. Er zit natuurlijk een zekere logica achter die vier scenario’s. Het eerste, niet verbazingwekkend, is eigenlijk een voortzetting van wat we nu hebben: meer van hetzelfde dus. Het vierde en laatste is een tamelijk revolutionair ontwerp met veel keuzevrijheid voor de deelnemer, maar tegelijk ook met een wettelijke pensioenplicht. De twee daar tussenin zijn, u raadt het al, tussenvormen met enkele variaties. Ik neem ze met u door.

Scenario 1: Doorgaan met huidige stelsel en maatregelen cf Pensioenakkoord

In grote lijnen betekent dit voor veel werknemers (KLANTEN!) het volgende:

  • De AOW- en pensioenrichtleeftijd gaan (verder) meestijgen met de stijgende levensverwachting;
  • Het rendementsrisico en het risico van de ontwikkeling van de levensverwachting komen (expliciet) bij de deelnemers en gepensioneerden te liggen – ook in de uitkeringsfase;
  • Financiële schokken door deze risico’s kunnen in de tijd gespreid worden verwerkt;
  • Er zijn geen automatische premiestijgingen meer door externe ontwikkelingen;
  • De ambitie is minimaal een waardevast pensioen (volledige prijsindex).

Bij dit model is ervan uitgegaan dat bij veel pensioenfondsen, ondanks juridische risico’s rond het “invaren” van bestaande aanspraken en rechten, wordt gekozen voor een overstap naar “het nieuwe pensioencontract”. Bij rechtstreeks verzekerde regelingen is ook een beweging te verwachten naar “het nieuwe pensioencontract”, contracten waarbij voor nieuwe opbouw het risico van de ontwikkeling van de levensverwachting bij de deelnemer ligt en meer defined contribution (DC) regelingen met meer flexibilisering in de uitkeringsfase.

Het belangrijkste voordeel voor deelnemers en gepensioneerden is dat loslaten van de nominale sturing leidt tot een stabielere hoogte van het pensioen; volgens het Centraal Planbureau zou de overstap op het nieuwe, reële pensioencontract, leiden tot een stabieler uitkeringspatroon. Diepte van kortingen zou substantieel afnemen. Voor werkgevers is het belangrijkste voordeel dat tegenvallers niet meer worden bijgestuurd via aanpassing van de premie.

Zelfstandigen blijven gewoon doorgaan met opbouw van een oudedagsvoorziening via de derde pijler

Maar, dames en heren. Maar.

Ik zou het over de klant hebben. En nu heb ik voornamelijk de fondsen, de verzekeraars, de werkgevers genoemd. Hoe zit het met de klant? Mijn grote zorg bij dit model is het vertrouwen van de klant. Want is dit reële contract wel communiceerbaar? Hoe kunnen deelnemers herleiden waar ze individueel recht op hebben? Wat als ontevredenheid, wantrouwen en dus weerstand tegen de nieuwe economische realiteit toeneemt? Naarmate de risico’s meer gelegd worden bij deelnemers, zal in dezelfde mate de behoefte voor keuzevrijheid en zeggenschap toenemen!

Scenario 2: Keuzevrijheid voor werkgevers

Ook in dit scenario blijft het driepijlersysteem bestaan. Maar er is keuzevrijheid in het type regeling en de werkgever mag de uitvoerder kiezen. Het aantal uitvoerders is (op termijn) naar verwachting beperkt. Door de schaalgrootte die dan ontstaat, kunnen zij efficiënter werken en de uitvoeringskosten laag houden. In dit model kan een balans worden gevonden tussen de voordelen van een collectiviteit en een (toegenomen) behoefte aan meer keuze- en zeggenschap. De werkgevers zullen dan altijd een actuariële premie of beschikbare premie gaan afdragen aan hun pensioenuitvoerder. Hiermee verdwijnt de solidariteit tussen bedrijven onderling. Bij de grote verplichtstelling wordt immers een doorsneepremie betaald, waardoor werkgevers met een jong personeelsbestand nu deels betalen voor werkgevers met een oud werknemersbestand. Daar neemt dit model afstand van. De kleine verplichtstelling blijft hier overigens wel bestaan.

Voordeel voor werkgevers is dat men in overleg met het personeel een uitvoerder naar keuze kan nemen, waarbij de uitvoerders met elkaar zullen concurreren op uitvoeringskosten, dienstverlening en beleggingsresultaten. Gezonde marktwerking wordt in dit model mogelijk.

Ook in dit model zijn zelfstandigen aangewezen op opbouw van een oudedagsvoorziening in eigen beheer of in de derde pijler.

Scenario 3: individuele keuzevrijheid/vrijwillige individuele regeling

In dit scenario bepalen werkenden ieder voor zich of en waar ze een pensioen afsluiten. De AOW als volksverzekering blijft hierin gewoon overeind. Er is geen scheidslijn tussen de arbeidsgerelateerde pensioenen (de tweede pijler) en de aanvullende producten voor de oudedagsvoorziening (derde pijler).

Wat zijn hier kansen en bedreigingen?

Eén van de keerzijden van dit model is dat zonder algemene pensioenplicht of anderszins verplichte deelname via de werkgever, werkenden niet geprikkeld worden om een voorziening af te sluiten. Voordeel voor de werkende, de klant, is dat hij individuele keuzes kan maken, die zijn afgestemd op de persoonlijke (financiële) situatie. Je kunt kiezen voor garanties, of individueel of collectief het dragen van risico’s.

Eveneens zijn bij een overstap naar individuele DC-regelingen mogelijkheden voor combinatieproducten voor zorgsparen of de eigen woning voor de hand liggend (waarbij het opgebouwde vermogen desgewenst kan worden aangewend voor meerdere maatschappelijke doelen).

En dan het laatste model, een basisregeling met algemene pensioenplicht

In dit scenario blijft het driepijlersysteem bestaan, dus ook de AOW. De tweede pijler is het aanvullend pensioen en is bedoeld om de welvaart van werkenden na pensionering op een bepaald niveau te houden. Omdat veel mensen, en zeker jongeren, niet geneigd zullen zijn hun oudedagsvoorziening (tijdig) zelf te regelen, vinden we een pensioenplicht op z’n plaats – ook al lijkt dat op paternalisme.

In dit model geldt een uniforme, wettelijke regeling voor ouderdomspensioen met een nog te bepalen maximum pensioengevend inkomen. De pensioenplicht in de tweede pijler geldt voor alle werkenden in Nederland, al dan niet in dienstverband, dus ook voor ZZPers. Het onderscheid tussen werken als zelfstandige of als werknemer in loondienst vervalt dus. De werkgever draagt bij aan de premie, waarbij wettelijk een (minimum)bijdrage kan worden vastgelegd. Er zijn geen bedrijfstak- en ondernemingsfondsen meer, en er is geen verplichtstelling meer. Wisseling van baan of contractvorm heeft geen invloed meer op de inhoud van de regeling en de uitvoerder.

De overheid bepaalt de randvoorwaarden van de uitvoering en de aard van de regeling. Uitvoerders concurreren op de uitvoeringskosten, rendementen en dienstverlening. Werkenden, ja, daar is de klant weer, kunnen zelf kiezen voor een uitvoerder en daartussen (voor toekomstige opbouw en mogelijk ook met bestaande aanspraken) wisselen. Door concurrentie treedt naar verwachting een consolidatieslag en kostenreductie op.

Opbouwen van ouderdomspensioen boven het maximum pensioengevend inkomen mag, maar is voor eigen rekening via aanvullende producten in een derde pijler. Daarin zou ook extra kunnen worden gespaard voor zorg en wonen. Ook kunnen mensen hierin zorgen voor een partnerpensioen of aanvullende risicodekkingen afsluiten. Deze zitten niet in de verplichte pensioenregeling.

Dit systeem is helder als glas, dus communicatie over de regeling wordt een stuk eenvoudiger. Risico’s kunnen al dan niet worden afgedekt door de werknemer. Dat biedt extra keuzemogelijkheden, zodat de regeling beter aansluit bij de behoefte van de consument. En zelfstandigen profiteren mee van (kostenvoordelen in) het collectieve pensioensysteem.

Dames en heren,

het gaat om hoofdlijnen waarlangs gedacht moet worden. We kunnen en moeten deze discussie niet langer uitstellen. Op dit moment worden fundamentele keuzes over het stelsel gemaakt die niet geënt zijn op een overall visie. Denk aan de introductie van de API. Mogelijk is de API een goed middel, maar als u het mij vraagt hebben we het doel nog niet scherp genoeg voor ogen. En intussen maakt het kabinet een impliciete keuze om -via de achterdeur- voor de fiscaliteit een nieuwe pensioennorm te introduceren. Van het ene moment op het andere is 70% middelloon de maatschappelijke norm. Dat heeft maar bar weinig met een toekomstvisie op oudedagsvoorzieningen te maken en wel alles met budgettaire zorgen van de overheid.

Naar mijn smaak moeten we zo niet met ons pensioensysteem omgaan.

Dames en heren, ik sluit af.

Wat ik u liet zien zijn vier mogelijke scenario’s van een nieuw toekomstig stelsel. Waar het ons om te doen is, is de geesten prikkelen en het verstand te scherpen. Ik ben er redelijk zeker van dat het niet moet op de manier waarop we het de afgelopen decennia hebben georganiseerd. Een manier waarin de klant geen of slechts een ondergeschikte rol speelt maar wel steeds meer risico’s op zijn schouders krijgt. Ook daarin sta ik niet alleen. Ik hoef maar een beetje om me heen te kijken om steun te vinden bij opvattingen van niet de minsten.

Op het congres van de PF eind november verleden jaar zei Staatssecretaris Klijnsma dat structurele veranderingen nodig zijn, en ze waarschuwde voor het risico van een onoverbrugbare kloof tussen de verwachtingen van mensen over wat ze zullen krijgen, en wat ze werkelijk krijgen. Jong en oud, zei Klijnsma, moet het gevoel houden dat het hun stelsel is.

De verleden week vertrokken directeur van het SCP Paul Schnabel zei ter gelegenheid van het pensioen Event van Zwitserleven verleden najaar, dat volgens hem de klant nadrukkelijk aan het stuur moest, en hij wil de werknemer meer vrijheid geven.

Eerder haalde ik Harman Korte van AFM al aan. Hij vindt en dat doet hij vast niet op persoonlijke titel, dat als we –ik citeer- “er tegenaan lopen dat open zijn over hoe het zit zo ongemakkelijk is, dat er dan alle aanleiding is om de systematiek te wijzigen”.

En wat vinden de jonge klanten zelf eigenlijk? U hebt allen gehoord van het Pensioenlab, een heel mooi initiatief dat door de Pensioenfederatie in het leven is geroepen. Die hebben duidelijk gemaakt dat de betrokkenheid van de deelnemers vergroot moet worden, dat ze voor een algemene pensioenplicht zijn, en dat ook ZZPers verplicht in een pensioenregeling moeten. En nog misschien wel het belangrijkste: ze zijn voor meer keuzevrijheid.

Ik voel me dus inderdaad in goed gezelschap als ik zeg dat we op een punt zijn gekomen dat we ook op pensioengebied het primaat aan de klant moeten geven. Onze rol zou moeten zijn dat wij de klant ondersteunen. Er moet een nieuw systeem ontwikkeld worden waarin de klant kan kiezen in vrijheid en verantwoordelijkheid. Dit zijn de key issues: keuzes, flexibiliteit en het aanpakken van de complexiteit – dat is trouwens ook goed voor de kostenbeheersing.

Een ding staat voor mij vast: we moeten het fundamenteel anders doen, willen we een toekomstbestendig pensioenstelsel in de lucht kunnen houden. En in dat stelsel staat de klant centraal. Als hij het niet begrijpt zal hij het stelsel niet vertrouwen en dus ook niet dragen.

Het is een geweldige uitdaging. Ietsje groter dan het ‘invaren’.
Ik nodig u graag uit om met ons mee te denken.

Ik dank u voor uw aandacht.


Ook interessant voor u:

De Pensioenconferentie voor Werkgevers | 13 juni 2013

Omdat de ontwikkelingen in de pensioenwereld zich in rap tempo opstapelen, organiseert Werkgeversvereniging AWVN op 13 juni a.s. in samenwerking met Euroforum ‘De Pensioenconferentie voor werkgevers

Het Pensioen Forum | 1 en 2 oktober

Het Pensioen Forum is dé ontmoetingsplaats voor beslissers van pensioenfondsen, pensioenuitvoerders en verzekeraars. Met meer dan 45 sprekers en 200 bezoekers dé ontmoetingsplaats bij uitstek voor de pensioenbranche.

Over hoevenaarsr

Bekijk ook

Big data-analyse en de rol van AI

Auteur: Tony De Jonker Met een razend tempo krijgen we te maken met de komst …

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *