Hoe kijken pensioenexperts aan tegen alle ontwikkelingen in Pensioenland? Moeten we direct een streep zetten onder het huidige collectieve pensioenstelsel? Moeten de schotten tussen de sectoren pensioen, zorg en wonen snel verdwijnen om de vergrijzing de baas te blijven?
Vijf topbestuurders en pensioenexperts legden we een prikkelende stelling voor:
Stelling: De vergrijzing stelt ons land voor grote problemen. Die kunnen we alleen de baas als de schotten tussen sectoren pensioen, zorg en wonen snel verdwijnen.
Erik Jan van Kempen, Directeur Woningmarkt Ministerie van BZK:
“De vergrijzing is een gegeven. Aan de ene kant van de balans moeten we zorgen voor voldoende arbeidspotentieel en arbeidsproductiviteitsgroei. De koek is hoe dan ook groot genoeg, ook al is de welvaartsontwikkeling minder groot dan we gewend zijn. Het is hooguit een verdelingsvraagstuk. Over tijd en tussen generaties. En met een verstandige assetmix (niet alles in pensioen, niet alles in eigen huis), woningen waarbij de zorg en het welzijn dicht in de buurt georganiseerd kunnen worden, met kostenbeheersing in de zorg en acceptatie dat ouderdom en vergrijzing met “gebreken” komt geen enkel probleem. Oude mensen zijn net mensen. Veel groter vraagstuk is of onze pensioengelden voldoende renderen en dat is geen lokaal vraagstuk maar een mondiaal vraagstuk van economische groei.”
Stelling: Onze zorgverzekeringen zullen moeten versoberen om de zorg betaalbaar te houden. Ouderen moeten daarom bereid zijn hun eigen vermogen aan te spreken om een groter deel van de zorg zelf te bekostigen.
Jeroen van Breda Vriesman, Lid Raad van Bestuur Eureko/Achmea:
“Solidariteit is het touw waarmee we ons vangnet hebben gespannen. De afgelopen decennia hebben we alsmaar meer in het vangnet gelegd, zonder te controleren of het touw daar op berekend is. In oorsprong is solidariteit: eerst zoveel mogelijk voor jezelf zorgen, maar wel een beroep op elkaar kunnen doen als je een risico niet, of niet meer, kan dragen. Het eerste deel zijn we een beetje vergeten en gaan we nu herstellen. Dat is nodig om de solidariteit niet teveel onder spanning te zetten. Waarbij we vermogens ook weer niet zo zwaar moeten belasten, dat mensen ontwijkend gedrag gaan vertonen. De grootste uitdaging is dan ook niet zozeer de techniek van het stelsel, als wel het uitvinden van een nieuwe breed gedragen moraal.”
Stelling: Bij een collectieve of een individuele DC regeling, heeft de werkgever niets meer te zoeken in het pensioenfondsbestuur.
Jaap Schepen, Bestuursvoorzitter Stichting Pensioenfonds Elsevier (SPEO) en CFO Reed Business Nederland:
“De werkgever moet zich ook bij een CDC en zelfs bij een individueel DC betrokken voelen. De werkgever doet in het geval van een CDC toch een soort van pensioentoezegging en bij een individueel DC maakt de werkgever afspraken over de bijdragen van de werkgever. Daarnaast schept de werkgever hoe dan ook verwachtingen en lijkt het mij belangrijk dat de werkgever goed in de gaten houdt dat de pensioen”belofte” goed gewaarborgd is. In welke vorm de betrokkenheid moet blijken, hangt af van de regeling. Bij een CDC in eigen beheer verwacht ik bestuursleden van de werkgever in het bestuur. Wordt het bij een verzekeraar of PPI (ingeval van een individueel DC bijvoorbeeld) ondergebracht, dan moet de werkgever de onderhandelingen sturen en belangrijke garanties waarborgen.”
Stelling: Beroepspensioenfondsen houden het hoofd boven water zonder werkgever als sponsor. De pensioensector zou een voorbeeld moeten nemen aan sommige beroepspensioenfondsen.
Johan Reesink, Bestuursvoorzitter Stichting Pensioenfonds voor Huisartsen (SPH):
“Toen SPH begin jaren zeventig werd opgericht was helder dat er buiten de reguliere premie geen andere geldbron zou kunnen zijn van waaruit eventuele financiële tegenvallers gecompenseerd zouden kunnen worden. Dat betekende dat deelnemers en gepensioneerden winst en/of verlies op de financiële markten, maar ook op grond van actuariële grondslagen, direct voor eigen rekening moesten nemen. Hierop werd de pensioenregeling afgestemd.
De kern van de SPH systematiek is dat er op voorhand niet te veel wordt beloofd: Er wordt jaarlijks een relatief laag ‘normpensioen’ opgebouwd. Van de premie die men bij SPH betaalt wordt grofweg de helft gebruikt voor de opbouw van dit normpensioen. De andere helft wordt aangehouden als buffer. Anders dan bij de meeste pensioenfondsen wordt deze buffer bij SPH niet alleen gebruikt om financiële en actuariële klappen op te vangen, maar heeft deze buffer ook nadrukkelijk de bedoeling om jaarlijks een verhoging op de reeds opgebouwde pensioenaanspraken te kunnen geven, zowel voor actieve deelnemers als voor gepensioneerden. Het toekennen van deze verhoging is voorwaardelijk, en afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Voor het kunnen realiseren van deze jaarlijkse verhoging, wordt er bij SPH dus altijd een grotere buffer aangehouden dan volgens de DNB regels strikt noodzakelijk is.
Hierdoor ontstaat een meer over de tijd uitgesmeerde opbouw van de pensioentoezeggingen, waarbij SPH streeft naar een evenwichtig verhogingsbeleid met naar verwachting jaarlijks een kleine (of zo mogelijk grotere) verhoging, zowel voor actieve deelnemers als gepensioneerden. Tevens is gebleken dat intergenerationele verschillen bij SPH gering zijn. Naast de nagestreefde evenwichtigheid bij de verhogingen is gebleken dat de door SPH gehanteerde systematiek er ook voor gezorgd heeft dat SPH in staat is gebleken de klappen van de crisis op te vangen.
Dit kan als voorbeeld dienen voor andere pensioenfondsen, waarbij het uitgangspunt is een lagere belofte (pensioenopbouw) met daarnaast het aanhouden van een hoge buffer. Deze buffer is bedoeld voor het toekennen van (hogere) toeslagen, maar kan in tijden van financiële tegenwind ook gebruikt worden om de financiële klappen op te vangen.”
Stelling: Er moet direct een streep worden gezet onder het huidige collectieve pensioenstelsel. Het door drie politieke jongerenorganisaties bedachte individuele alternatief is de best denkbare oplossing.
Ilja Boelaars, Financieel Risicomanager en Econoom, Pensioenwoordvoerder Jonge Democraten:
“Collectieve pensioenfondsen stammen uit een tijd dat pensioenuitkeringen gegarandeerd waren. Als er al gedacht werd over risico’s was het idee dat werkgevers tegenvallers zouden opvangen. Inmiddels is deze mythe doorgeprikt en is iedereen wel tot de conclusie gekomen dat de deelnemers de belangrijkste risicodragers zijn. Dit roept de vraag op in welke structuur deze risico’s het best gedragen kunnen worden. Collectieve fondsen hebben als grote nadeel dat intransparant is wie welke risico’s draagt en dat er een groot governance vraagstuk ontstaat. Hoe voorkom je dat het collectieve vermogen niet wordt aangewend in het voordeel van een deelbelang? Daarnaast is een groot probleem dat de pensioenen van ouderen juist onzekerder worden doordat zij met jongeren in één fonds zitten. Ouderen delen hierdoor namelijk in het vel grotere renterisico van jongere generaties. Deze problemen kunnen worden opgelost door het pensioenvermogen individueel eigendom te maken. Hierdoor is volstrekt helder wie welke risico’s draagt, er is niet langer sprake van tegenstrijdige belangen tussen generaties en ouderen zijn niet meer blootgesteld aan het renterisico van jongeren.”
Wilt u meer weten over pensioenen?
Bovenstaande sprekers, en andere bestuurders en pensioenexperts, komen op 1 en 2 oktober 2013 bij elkaar tijdens Het Pensioen Forum. Dit is dé ontmoetingsplaats voor beslissers van pensioenfondsen, pensioenuitvoerders en verzekeraars. Meer informatie over het programma en de meer dan 55 sprekers vindt u op de website van Het Pensioen Forum.