Lokale duurzame energie

Door: HIER opgewekt

Lokale energiecoöperaties in de samenleving ontwikkelen zich tot serieuze spelers. Waar het vroeger vooral idealistische clubs waren, worden het nu vaak professioneel georganiseerde organisaties die grote projecten kunnen realiseren. Tijd om de positie van lokale energiecoöperaties te herijken?

Eind vorig decennium bestonden lokale energiecoöperaties, gechargeerd, voornamelijk uit gedreven mensen met plannen die niet makkelijk van de grond kwamen. “Maar dat stadium zijn we voorbij,” signaleert Henk Doorenspleet. Hij specialiseerde zich op het gebied van coöperaties omdat hij voor de Rabobank – zelf ook een coöperatieve onderneming – lange tijd dit soort organisaties door het hele land adviseerde. Hij is nu penningmeester bij postcoderooscoöperatie Zon op Kerschoten in Apeldoorn en lid van het kenniscluster coöperatie-ontwikkeling van HIER opgewekt.

“Het idealisme dat de vroegere energiecoöperaties kenmerkte, is tegenwoordig gekoppeld aan pragmatiek,” vertelt Doorenspleet. “Veel is zakelijker geworden en de doelen van de coöperaties zijn steeds concreter en beter meetbaar.” Dat neemt niet weg dat er uiteraard nog altijd verschillen bestaan tussen traditionele energiebedrijven en coöperaties.

Een coöperatie biedt wederkerigheid

“Wat een coöperatie bijzonder maakt ten opzichte van een energiebedrijf is dat een coöperatie is opgericht om een gezamenlijk doel na te streven: het ledenbelang,” legt Doorenspleet uit. Door dat gezamenlijke doel verbinden coöperaties mensen op een bepaald thema, is zijn overtuiging. Om dit te verhelderen, neemt hij zijn eigen coöperatie Zon op Kerschoten in Apeldoorn als voorbeeld: “Onze coöperatie is opgericht omdat we willen dat er duurzame opwek energie komt. Geld is daarbij een middel. Geen doel op zich.”

Een ander verschil is dat coöperaties een bijdrage leveren aan de lokale economie. “Want geld dat verdiend wordt, vloeit via de ledenvergadering terug de lokale gemeenschap in. Alles bij elkaar is coöperatief ondernemen goed voor de sociale cohesie en de lokale economie,” vertelt Doorenspleet. Zo kunnen plannen in sommige gevallen beter uitpakken wanneer er lokale coöperaties bij betrokken zijn in plaats van traditionele bedrijven. “Bijvoorbeeld bij windmolenparken. Tegen windmolenparken bestaat bijna altijd weerstand vanwege de impact die zij op de omgeving hebben. Maar een coöperatie biedt wederkerigheid; in dat geval heeft de omgeving dus niet alleen last van het park. De opbrengsten komen namelijk ten goede aan de omgeving.”

Een derde in het oog springend verschil tussen energiecoöperaties en energiebedrijven is de schaalgrootte. De meeste energiecoöperaties hebben tussen de 100 en 500 leden, terwijl het aantal klanten van energiebedrijven vaak in de duizenden loopt. Verder heeft een bedrijf klanten en een coöperatie leden. Klanten nemen alleen maar energie af, terwijl leden een stem hebben in de koers van de club en helpen met het tot leven brengen van de coöperatie.

Coöperaties financieren zich deels met het geld van leden en zijn daarom financieel conservatief en nemen weinig risico’s. Dat is ook het advies dat Doorenspleet coöperaties geeft: “Als je te veel leunt op geleend geld, gaat al het geld dat binnenkomt naar de aflossing en afbetaling van de lening. Doe je dat niet, dan houd je geld over. Dat surplus kunnen de coöperatie en de leden besteden aan de doelstelling van de coöperatie. Dit noem ik ‘het coöperatieve feestje’.”

Professionaliseringsslag

Energiecoöperaties zijn een belangrijke schakel om de energietransitie te realiseren, meent Doorenspleet: “De energietransitie gaat niet vanzelf, daar is een grote inspanning voor nodig. Gelukkig begrijpen meer en meer mensen dat. De trend is onmiskenbaar en onomkeerbaar.” Toch betekent dit nog niet dat iedereen energiecoöperaties met open armen ontvangt. Gemeenten kunnen volgens Doorenspleet een goede bijdrage leveren aan de positie van coöperaties. “Niet als drijvende kracht. Dat zijn wij: de coöperanten. Wel kunnen gemeenten coöperaties faciliteren. Bijvoorbeeld door daken beschikbaar te stellen voor zonnepanelen of bij te dragen in de opstartkosten.”

Ter ondersteuning van de professionaliseringsslag van energiecoöperaties zijn in Nederland verschillende organisaties actief. Een daarvan is HIER opgewekt. “In het kenniscluster coöperatie-ontwikkeling werken we daaraan, bijvoorbeeld door het opstellen van stevige statuten en het opstellen van een goed financieel investeringsbeleid.” Dat is onder meer nodig voor het aantrekken van externe financiers. Die stellen zich – uiteraard – zakelijk op.

Dat is prima, vindt Doorenspleet. “Een coöperatieve organisatie hoeft geen drempel te zijn voor externe financiers, zoals banken, crowdfunding en andere geldschieters” zegt hij. “Wat helpt, is een professionele opstelling en een goede voorbereiding. Het moet van twee kanten komen. Als een coöperatie goed georganiseerd is en een goed plan heeft, zouden zij niet anders behandeld moeten worden dan andere bedrijven of projecten die op zoek zijn naar financiering.”

Over redactie

Bekijk ook

Het kabinet zet de klimaatmaatregelen door, maar hoe zit het met de uitvoering?

Het kabinet Schoofs zet de energietransitie voort zoals eerder ingezet, tenminste in grote lijnen. Dit …

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *